Lt. cdr. hon. James Bertie, kleinzoon van de zevende Graaf van Abingdon
Moeder
Lady Jean Crichton-Stuart, dochter van de vierde markies van Bute
Dynastie
De gekozen prins-grootmeesters van de Orde van Malta
Andrew Willoughby Ninian Bertie (Londen, 15 mei1929 – Rome, 7 februari2008) was een rooms-katholiek Brits aristocraat. Hij was een afstammeling van George III en daardoor een verre neef van Elizabeth II van het Verenigd Koninkrijk, hij was ook geparenteerd aan de Churchills en Anthony Eden. Als zoon van een jongere zoon van de graaf van Lindsey en Abingdon was Bertie zelf ongetitelde adel. Bertie stamde van moederszijde af van Anglo-katholieke families als de Crichton-Stuarts die eeuwenlang de Roomse kerk trouw bleven en zich zo buiten de Britse regeringen, de overheidsfuncties en het Hogerhuis sloten. Ten tijde van zijn geboorte in 1929 was de wettelijke achterstelling van de katholieken, met uitzondering van de Act of Settlement die bepaalt dat de koning, de koningin en de mogelijke troonopvolgers en hun echtgenoten belijdende leden van de protestantse staatskerk moeten zijn, opgeheven. In 2008 ten tijde van het overlijden van Bertie waren er zelfs diplomatieke banden en samenwerkingsverbanden tussen de voornamelijk protestantse Orde van Sint-Jan in het Verenigd Koninkrijk en de Orde van Malta aangeknoopt.
Bertie is altijd vrijgezel gebleven, wat een kerkelijke loopbaan mogelijk maakte, en hij was een vroom katholiek.
Loopbaan
Andrew Bertie werd op een exclusieve katholieke kostschool, Ampleforth College, opgeleid en studeerde moderne geschiedenis aan Christ Church College in Oxford. Hij volgde ook colleges aan de school voor Oriëntaalse en Afrikaanse Studies in Londen. Van 1948 tot 1950 was hij officier in de Schotse Garde. Hij bezocht in die jaren Nepal en Sikkim en leerde Tibetaans. Bertie sprak deze taal niet vloeiend maar hij sprak vlot in zes moderne talen. Na een korte loopbaan in het bedrijfsleven werd hij leraar Spaans en Frans aan een door de Benedictijnen geleide kostschool in Worth. Bertie was een populaire leraar.
Op 14 mei 1956 werd Bertie ridder van Gratie en Devotie, een graad voor niet-adellijke ridders, in de Orde van Malta. Hij hielp Hongaarse vluchtelingen en was zeer betrokken bij de bedevaarten naar Lourdes. Op 31 maart 1968 werd hij een Ridder van Obediëntie, de eerste stap naar een meer vergeestelijkt leven die in 1975 leidde tot zijn bevestiging als een novice ridder van Justitie. De orde moet hem tot de edellieden hebben gerekend want deze rang werd pas veel later, tijdens Berties eigen grootmeesterschap opengesteld voor niet adellijke heren. In 1981 werd hij ridder van Justitie en daarmee een geprofest religieus lid, een "Fra'". Hij verkoos daarmee om vrijgezel te blijven en legde de drie geloften van kuisheid, gehoorzaamheid en armoede af. Zoals de andere Fra's bleef Bertie "in de wereld" leven, de religieuzen van de orde zijn wereldheren en leven niet in kloosters.
De onopvallende talenleraar werd in 1981 in de Staatsraad, de zestig leden tellende regering van de orde gekozen. Hij viel op door zijn organisatorische en diplomatieke gaven maar zijn verkiezing tot prins-grootmeester in 1988 kwam voor velen als een verrassing. Er was nooit eerder een Engelsman gekozen en Bertie was op de keper beschouwd niet van adel.
Bertie zette de moderniserende en op groei gerichte koers van zijn voorganger Fra' Angelo de Mojana voort, zonder de tradities uit het oog te verliezen werd de orde steeds meer toegankelijk voor niet adellijke leden en de mogelijkheden van de vrouwelijke leden werden uitgebreid. In 1997 werd de regel dat een ridder van Obediëntie een adelproef moest afleggen afgeschaft. Ook dames konden nu in deze graad worden opgenomen. In de woorden van Bertie was het bestaansrecht van de hospitaalorde "het verlenen van hulp aan de armen en de zieken, dat is steeds ons doel geweest".[1]
Een opvallend diplomatiek succes van Bertie was het aanhalen van de banden met de regering van Malta. De orde wist duidelijk te maken dat zij geen aanspraak meer op de regering van dat eiland maakt. Overal in de wereld groeide het aantal ridders van de orde tijdens zijn regering en de hulpacties, ook in Oost-Europa en tijdens de oorlog in het voormalig Joegoslavië, namen in omvang toe. Meer dan vijftig landen erkenden tijdens zijn regering de Orde van Malta en de 12500 ridders en dames en de 93000 vrijwilligers brachten in 1996 negenhonderdmiljoen dollar bijeen voor goede doelen.
Fra Andrew Bertie overleed aan de gevolgen van kanker en werd in de Santa Maria del Priorato op de Aventijn in Rome begraven. De grootcommandeur, de eerwaarde baljuw Fra' Giacomo Dalla Torre del Tempio di Sanguinetto nam in het vierdaags interregnum als luitenant-grootmeester de lopende zaken waar. Op 11 maart werd Matthew Festing tot zijn opvolger verkozen.
De requiemmis voor Bertie in de basiliek van de Heiligen Bonifatius en Alessio werd onder anderen bijgewoond door de Italiaanse president, de groothertog van Luxemburg, de prins van Liechtenstein en de twee regenten van San Marino. Er waren veertien kardinalen aanwezig. De hoge Europese adel was ook in groten getale aanwezig. Ook de Republiek Malta was vertegenwoordigd.
↑"to help the poor and the sick; that is and always has been our primary aim, The other military orders were there to fight the Saracens and to save Spain or the Holy Land or Prussia from the pagans. But we always had this special commitment to the poor and the sick. Our aims today are exactly the same as they were in 1099, the sanctification of our members through service to the sick"