Christelijk-Historische Unie
De Christelijk-Historische Unie (CHU) was een Nederlandse protestants-christelijke politieke partij, die in 1908 werd opgericht en tot 1980 als zelfstandige partij heeft bestaan. GeschiedenisDe CHU werd op 9 juli 1908 opgericht, als fusie van de Christelijk-Historische Partij (opgericht 1903) en de Bond van kiesverenigingen op Christelijk-Historischen grondslag in de provincie Friesland (opgericht 1898). De partij kwam voort uit de vrij-antirevolutionairen van Alexander de Savornin Lohman, die als vooraanstaand Kamerlid voor de ARP in conflict was gekomen met zijn eigen partij. Dit conflict ging onder andere over de invoering van het algemeen kiesrecht en de politieke strategie van de ARP, namelijk de antithese: een bondgenootschap van de protestanten met de katholieken tegenover de seculiere politieke partijen. De Savornin Lohman was tot zijn dood in 1924 het belangrijkste gezicht van de CHU. De CHU rekruteerde haar aanhang voornamelijk uit de leden van de hervormde kerk. Zij telde veel adellijke personen onder haar aanhang. In tegenstelling tot de ARP was het partijverband van de CHU altijd zeer losjes, waardoor de CHU-fractie vaak verdeeld stemde. De Unie had een gematigd-conservatief karakter. Samen met de ARP en de Roomsch-Katholieke Staatspartij (RKSP) vormde ze de rechterzijde in de Nederlandse politiek. CHU-leider Dirk Jan de Geer was in het interbellum tweemaal minister-president. Na de Tweede Wereldoorlog kwam de CHU onder de leiding van Tilanus "de Oudere" en Tilanus "de Jongere". Een bekend CHU-parlementariër was freule Christine Wttewaall van Stoetwegen. In de jaren 70 werd onder leiders als Berend Jan Udink en Roelof Kruisinga een steeds rechtsere koers gevaren. Terwijl de partners KVP en ARP gedoogsteun gaven aan het kabinet-Den Uyl, koos de CHU voor de oppositie. "Gedoopte liberalen", werden de leden wel genoemd. De krant die met de zuil van de CHU was gelieerd, was het dagblad De Nederlander, later hernoemd naar De Nieuwe Nederlander. In 1980 gingen de CHU, de ARP en de Katholieke Volkspartij (KVP) op in een nieuwe politieke partij, het Christen-Democratisch Appèl (CDA). BolwerkenDe CHU haalde de hoogste percentages stemmen in de provincies Friesland, Zeeland en Overijssel. Met name het westen en zuidwesten van Friesland, het huidige Steenwijkerland, Zuid-Beveland, Walcheren, Marken en de Veluwe waren bolwerken van de partij. Vrouwenbeweging en jeugdafdelingAnders dan de ARP bestonden er binnen de CHU minder bezwaren tegen vrouwen in de politiek. In 1922 werd mevr. Frida Katz in de Tweede Kamer gekozen. In 1935 kwam de Centrale van Christelijk Historische Vrouwengroepen tot stand. Mevr. Katz werd de eerste voorzitter van de vrouwenbeweging. Na de oorlog nam jkvr. Wttewaall van Stoetwegen de leiding van de vrouwenbeweging over. Het tijdschrift van de Christelijk Historische Vrouwengroepen was Vrouwengeluiden. Er was ook een jeugdafdeling: de Federatie van Christelijk Historische Jongeren. Het tijdschrift heette De Christelijk-Historische Jongeren. Feiten en cijfersZetels in de Tweede KamerVan de honderd leden van de Tweede Kamer gekozen volgens het districtenstelsel: Van de honderd leden van de Tweede Kamer gekozen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging en het algemeen mannenkiesrecht:
Van de honderd leden van de Tweede Kamer gekozen volgens het stelsel van evenredige vertegenwoordiging en het algemeen kiesrecht:
Van de honderdvijftig leden:
Bron: CHU en de Tweede Kamerverkiezingen tussen 1946 en 1980 Zetels in de Eerste KamerVan de vijftig leden van de Eerste Kamer: Van de vijfenzeventig leden:
Bron: Zetelverdeling Eerste Kamer 1946-heden Bekende personen
Eerste Kamervoorzitters:
Tweede Kamervoorzitter:
Fractievoorzitters Tweede Kamer:
Fractievoorzitters Eerste Kamer:
Literatuur
Zie ookExterne linkReferenties
Zie de categorie Christelijk-Historische Unie van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
|