Class 43 (Warship Class) Dit artikel gaat over de locomotieven van de Warship reeks uit 1960-1962 voor de motorkoppen van de High Speed Train, zie Class 43 (HST)
Class 43 van British Rail (BR) is een reeks dieselhydraulische locomotieven die in de periode 1960 – 1962 werden gebouwd door de North British Locomotive Company (NBL). Ze waren genummerd als D833-D865. IndelingDe reeks D800 “Warship Class” werd, voor de invoering van het computernummeringssysteem TOPS, gebouwd door twee verschillende bouwers. De locomotieven die gebouwd werden door de werkplaats van BR in Swindon kregen de nummers D800-D832 en D866-D870. De exemplaren die door NBL werden gebouwd kregen de nummers D833-D865. In verband met mechanische verschillen werden de locomotieven voor het TOPS, dat in 1968 werd ingevoerd, als verschillende reeksen gezien, de exemplaren uit Swindon werden als class 42 en die van NBL als class 43 ingedeeld. De nieuwe nummers werden echter nooit aangebracht omdat de reeks D800 al uitstroomde in de periode 1968 – 1972. Meer details over de gemeenschappelijke kenmerken zijn te vinden in het artikel over de Class 42. Mechanische verschillenNBL had begin jaren 50 een overeenkomst gesloten met MAN AG om de motorontwerpen van MAN in het Verenigd Koninkrijk op de markt te brengen. NBL wilde graag een marktaandeel in de bouw van diesellocomotieven vooral toen duidelijk werd dat de Britse spoorwegen grote hoeveelheden nodig zou hebben voor het moderniseringsplan. MAN wilde op haar beurt een deel van de Britse markt voor zichzelf. Het eerste resultaat van deze samenwerking waren de locomotieven D600 – D 604 die niet waren voorzien van een gewichtsbesparende dragende huid in combinatie met een hydraulische overbrenging. Er kwam geen vervolgorder maar NBL kreeg op 3 juli 1958 wel de opdracht om 33 locomotieven van de reeks D800 te bouwen. Deze D800 was door BR in Swindon ontworpen op basis van de V 200 van de Duitse fabrikant Kraus Maffei. De door NBL gebouwde exemplaren verschilden mechanisch van die uit Swindon. In Swindon werden de locomotieven voorzien van Maybach motoren en een hydraulische overbrenging met vier versnellingen van Mekydro. Deze werden direct door de Duitse fabrikanten geleverd, waarvan 10 motoren en 3 overbrengingen als bouwpakket en de rest compleet. NBL koos uiteraard de MAN L12V18/21B dieselmotoren, elk met een vermogen van 1.100 pk (820 kW) bij 1530 tpm. Voor de overbrenging koos NBL, net als bij de D600, voor de Voith LT306r hydraulische overbrenging met drie versnellingen waarvoor ze al een licentie had. NBL bouwde motoren en de overbrengingen voor haar locomotieven in de eigen fabriek.
In bedrijfIn de normale dienst bleken de locomotieven van NBL minder betrouwbaar dan die uit Swindon. De uitlaatspruitstukken waren gemaakt van zacht staal in plaats van nikkel-staal zoals de door MAN zelf gebouwde motoren voor de V 200. Hierdoor waren ze breukgevoelig en ging druk voor het aandrijven van de turbo's verloren, bovendien kwamen ook uitlaatgassen vrij snel in de cabine terecht. Het motorontwerp leed ook onder het feit dat de belastbaarheid vrij hoog werd aangegeven voor een ontwerp zonder actieve zuigerkoeling en de levensduur van de zuigerveer als gevolg daarvan werd bekort. Eén MAN L12V18/21B werd naar de British Internal Combustion Engine Research Association gestuurd voor verschillende proeven en mogelijke aanpassingen om de tekortkomingen te verbeteren, maar hier kwam nooit iets van terecht. Verdere problemen ontstonden door de omzetting van het metrieke stelsel naar Britse maten toen de MAN-tekeningen door NBL werden verkregen. Het is vrijwel zeker dat afrondingsfouten bij de omrekening in de praktijk hebben geleid tot slechte toleranties en een verlaagde betrouwbaarheid. Ondanks dit alles laten cijfers over 1965 zien dat de NBL locomotieven een veel groter aantal kilometers per jaar aflegden dan hun tijdgenoten uit vermogensgroep 4 zoals de Westerns, Peaks en Brush Type 4. In 1967 was 1 NBL locomotief ondergebracht in Old Oak Common, de andere 32 in Newton Abbot. Ondanks dat het hun laatste jaar in dienst was, trok de Class 43 in de zomer van 1971 nog steeds langeafstandspassagierstreinen op diensten tussen Paddington en plaatsen in Devon. Ongevallen en incidenten
UitstroomDe door NBL gebouwde D800n werden nog voor de exemplaren uit Swindon afgevoerd. De Class 42 volgde korte tijd later omdat besloten was om alleen nog dieselelektrische aandrijving de gebruiken voor hoofdlijn diesels. Er is geen enkel exemplaar behouden en de namen werden toegekend aan de Class 50 die was ondergebracht in Bristol Bath Road, Laira Plymouth, Newton Abbot en Old Oak Common. De 840, 848 en 863 gingen in 1969 uit dienst, de rest volgde in 1971. Overzicht
Bronnen, noten en/of referenties
|