Oekraïne stond bij aanvang van het toernooi op de negentiende plaats van de FIFA-wereldranglijst, Noord-Ierland op de vijfentwintigste.
De nationale elftallen van Noord-Ierland en Oekraïne speelden vier keer eerder tegen elkaar. Twee keer won Oekraïne en twee keer werd het gelijk. De Noord-Ieren scoorden één keer tegen de Oekraïners, die tot drie treffers kwamen.[1]
In de eerste groepswedstrijd tegen Duitsland verloor Oekraïne met 2–0. Shkodran Mustafi scoorde in de eerste helft en in de blessuretijd van de tweede helft tekende invaller Bastian Schweinsteiger voor de tweede treffer. Noord-Ierland speelde tegen Polen en kwam na zes minuten in de tweede helft op achterstand door een doelpunt van Arkadiusz Milik. Uiteindelijk zou het bij dit doelpunt blijven en dus verloor Noord-Ierland met 1–0.