Groenbemesting is het telen van planten op een stuk grond om deze vervolgens onder te ploegen of te mulchen. Dit wordt gedaan om het percentage organische stof en het stikstofgehalte in de bodem te verhogen. Een deel van die organische stof wordt in de bodem omgezet in humus. Andere redenen zijn dat groenbemesters kunnen optreden als vanggewassen voor de opvang van meststoffen, dat ze kunnen helpen de bodemstructuur te verbeteren, bodemerosie kunnen tegengaan en soms ongewenste gewassen (onkruid) helpen onderdrukken.
Veel gebruikte gewassen als groenbemester zijn:
vlinderbloemigen zoals lupine, voederwikke of klaversoorten. Omdat vlinderbloemigen met hulp van symbiontischebacteriën (Rhizobium) stikstof uit de lucht binden, kunnen ze na onderwerking het stikstofgehalte van de grond verhogen. Lupinen wortelen bovendien erg diep, waardoor de ondergrond makkelijker toegankelijk wordt voor een volggewas.
niet-vlinderbloemigen zoals grassen, rogge, bladrammenas, gele mosterd en phacelia worden gebruikt als groenbemester omdat ze het organische stofgehalte in de bodem sterk verhogen.
grassen hebben een sterk ontwikkeld wortelstelsel. Afhankelijk van de omstandigheden komen de volgende soorten in aanmerking voor groenbemesting: Engels raaigras, Italiaans raaigras en Westerwolds raaigras. Er vindt uitzaai onder dekvrucht en in de stoppel plaats. Uitzaai onder dekvrucht vindt voornamelijk bij de granen plaats. Hiervoor zijn Engels raaigras en Italiaans raaigras het meest geschikt. Bij vroege stoppelzaai wordt hoofdzakelijk tetraploïd Italiaans raaigras gebruikt. Soms wordt Westerwolds raaigras gebruikt. Bij deze laatste grassoort bestaat kans op aarvorming.
bladrammenas kan tot eind augustus gezaaid worden. Daarnaast is bladrammenas zeer geschikt om in het voorjaar op braakpercelen te worden uitgezaaid als lokgewas om schadelijke aaltjes te bestrijden.
gele mosterd wordt gebruikt als groenbemester omdat deze soort snel veel blad vormt en de grond snel bedekt. Gele mosterd is een waardplant voor het bietencysteaaltje. De gebruikte rassen hebben wel resistentie tegen het witte bietencysteaaltje. Ten opzichte van bladrammenas heeft gele mosterd het voordeel dat het nog later gezaaid kan worden, tot in september. Bladrammenas heeft echter een betere wortelontwikkeling dan gele mosterd.
Drogestof opbrengst en bijdrage van het gewas in kg per ha aan de effectieve organische stof. De effectieve organische stof is de hoeveelheid organische stof die na 1 jaar nog in de grond aanwezig is (lignine).
Per 1 januari 2019 is het wettelijk verplicht om op zand- en lössgronden, waar mais geteeld is, voor 1 oktober een vanggewas te zaaien.[1]