Hendrik was domheer te Keulen, kanunnik van de Sint-Florin te Koblenz 1326, en provoost van de Dom van Speyer 1329–1334.[2] Hij trad later uit de geestelijke stand.[1][2] Met zijn broer Otto sloot hij in 1336 een delingsverdrag voor het graafschap van hun vader.[6]
Hendrik volgde in 1343 zijn vader op overeenkomstig de in 1336 en 1341 gesloten verdelingsverdragen met zijn broer Otto.[noot 3] Een op 24 januari 1344 hernieuwde deling met Otto na het overlijden van hun vader bracht geen wezenlijke veranderingen in de bezittingen.[6]
Hendrik resideerde overwegend op de Burcht Beilstein. Het relatief kleine graafschap bood Hendrik slechts geringe inkomsten. Al in 1344 moest hij de Burcht Liebenscheid aan de heren van Haigerverpanden. Zijn regering was niet erg roemvol, want hij stak zich keer op keer in de schulden, waarbij zijn vrouw met hem wedijverde. Daarom moest hij talrijke bezittingen en landgoederen verkopen en verpanden.[6]
Hendrik stond aan de zijde van rooms-koning Lodewijk IV ‘de Beier’. Deze stond hem tolheffing in het Westerwald toe. Hendrik inde de tol eerst in Limburg en later in Hachenburg. In de stad Keulen gold hij als een roofridder. Het lukte hem wel om een vete met de stad Keulen te vermijden. Voor Liebenscheid ontving Hendrik in 1360 stadsrechten, maar het lukte hem niet om deze plaats tot stad te ontwikkelen.
Sinds 1374 was zijn zoon Hendrik mederegent.[1] Hendrik overleed vermoedelijk op 24 februari 1378 en werd opgevolgd door zijn zoons Hendrik II en Reinhard.
(de) Arnoldi, Johann (1799). Geschichte der Oranien-Nassauischen Länder und ihrer Regenten. Neue Gelehrtenbuchhandlung, Wiesbaden, pp. 145-151.
(de) Becker, E. (1983). Schloss und Stadt Dillenburg. Ein Gang durch ihre Geschichte in Mittelalter und Neuzeit. Zur Gedenkfeier aus Anlaß der Verleihung der Stadtrechte am 20. September 1344 herausgegeben, Neuauflage. Der Magistrat der Stadt Dillenburg, Dillenburg [1950].
(de) Gensicke, Hellmuth (1999). Landesgeschichte des Westerwaldes, 3. Auflage. Historische Kommission für Nassau, Wiesbaden, pp. 283-285. ISBN 3-922244-80-7.
(fr) Huberty, Michel, Giraud, Alain; Magdelaine, F. & B. (1981). l’Allemagne Dynastique. Tome III: Brunswick-Nassau-Schwarzbourg. Alain Giraud, Le Perreux.
(de) Joachim, Ernst (1880). Allgemeine Deutsche Biographie. Band 11. Duncker & Humblot, Leipzig, "Heinrich I. von Nassau-Beilstein", pp. 549-550.
(de) Schwennicke, Detlev (1978). Europäische Stammtafeln. Stammtafeln zur Geschichte europäischen Staaten. Neue Folge. Band I. J.A. Stargardt, Marburg.
Venne, J.M. van de, Stols, Alexander A.M. (1937). Geslachts-Register van het Vorstenhuis Nassau. A.A.M. Stols’ Uitgevers-Maatschappij, Maastricht.
Vorsterman van Oyen, A.A. (1882). Het Vorstenhuis Oranje-Nassau. Van de vroegste tijden tot heden. A.W. Sijthoff en J.L. Beijers, Leiden en Utrecht.
Voetnoten
↑Joachim (1880) vermeldt als geboortedatum 11 juni 1323. Die datum lijkt onwaarschijnlijk omdat Hendriks ouders vóór 1302 huwden, Hendrik al in 1326 als kanunnik vermeld wordt en hij ca. 1339 huwde. De overige bronnen vermelden geen geboortedatum.
↑Cawley en Schwennicke (1978): vóór 1380. Van de Venne & Stols (1937): 24 februari 1378 of 1380. Vorsterman van Oyen (1882): 24 februari 1380. Joachim (1880): tussen 28 oktober 1378 en 24 februari 1380.
↑Cawley: “Graaf van Nassau-Beilstein 1343 in Beilstein, Mengerskirchen, Eigenberg en het Westerwald”. Becker (1983), p. 12: “Deelde nog tijdens het leven van zijn vader (in 1341) met zijn broer Otto en verkreeg de Calenberger Cent met Beilstein, Mengerskirchen, Eigenberg, Liebenscheid en de heerlijkheid Westerwald met de plaatsen Emmerichenhain, Marienberg en Neukirch”. Huberty, et al. (1981): “Volgde in 1343 zijn vader op in Beilstein – met de gehele regio, Mengerskirchen, en de Kalenberger Zent –, het Westerwald en Liebenscheid”. Dek (1970): “Verwierf Beilstein bij de deling met zijn broeder”. Vorsterman van Oyen (1882): “Verkreeg bij de deling Beilstein”. Joachim (1880): “Waarbij hem de Calenberger Cent met Beilstein, Mengerskirchen en Meienberg, Liebenscheid en het Westerwald toevielen”.
↑Dek (1970), Van de Venne & Stols (1937) en Vorsterman van Oyen (1882) noemen haar Meijna. Joachim (1880) noemt haar Meyna.