Dit artikel gaat over een Duitse componist, organist en kapelmeester, voor de Duitse componist, organist, kapelmeester en jongere broer zie Johann Krieger (componist)
Johann Philipp Krieger
Gedenkplaten aan Slot Nieuw Augustusburg in Weißenfels
Krieger kreeg al op achtjarige leeftijd piano- en orgelles bij Johann Drechsel, zelf muzikant en een leerling van Johann Jakob Froberger. Verder werd hij opgeleid bij de gambaspelerGabriel Schütz (1633-1710), die hem het bespelen van strijk- en blaasinstrumenten leerde. Een bepalende invloed had de organist Paul Hainlein (1626-1686) bij zijn opleiding als organist en voor zijn latere beslissing muzikant en componist te worden. Op 16-jarige leeftijd vertrok hij naar Kopenhagen en studeerde bij organist Johann Schröder; soms verving hij Schröder als organist aan de Sint-Pieterskerk (Sankt Petri Kirke) in Kopenhagen. Tegelijkertijd studeerde hij muziektheorie en compositie bij de koninklijk Deense kapelmeester Kaspar Förster jr. (1616-1673). Koning Frederik III van Denemarken poogde hem aan Kopenhagen te binden en hij werd organist aan de "Onze-Lieve-Vrouwekerk" in Kopenhagen.[1]
Zeitz en Bayreuth
Rond 1669 kwam hij terug naar Neurenberg. In 1670/1671 was hij muzikant op slot Mauritsburcht aan het hof van Maurits van Saksen-Zeitz in Zeitz.[2] Vervolgens werd hij organist aan het hof van markgraaf Christiaan Ernst van Brandenburg-Bayreuth in Bayreuth, waar hij later tot tweede kapelmeester bevorderd werd. Als gevolg van de oorlog, aan de zijde van de troepen van Keizer Leopold I tegen Frankrijk, en de daaruit resulterende onontkoombaarheid zijn muzikale activiteiten te beperken nam hij ontslag, maar kon de markgraaf nog er voor winnen een studie- en concertreis door Italië te steunen.
Terug in Bayreuth werd hij weer in zijn oude functie aangesteld, maar al spoedig nam hij ontslag. Gedurende korte tijd maakte hij een concertreis binnen Duitsland. Hij was in Frankfurt am Main en in Kassel en werd in 1677 kamermusicus en hoforganist aan het hof van hertog August van Saksen-Weißenfels in Halle. Al spoedig werd hij bevorderd tot adjunct kapelmeester en verhuisde samen met de nieuwe hertog Johan Adolf I van Saksen-Weißenfels. Op slot Nieuw-Augustusburg in Weißenfels ontstonden tussen 1685 en 1717 acht veelstemmige instrumentale werken, die als voorbeeld voor het vroege Duitse "Concerto Grosso" worden gezien. Op 18 maart 1712 werd hij in Weißenfels tot kapelmeester benoemd.[4] Verder was hij kapelmeester aan het hof van hertog Christiaan van Saksen-Eisenberg in Eisenberg. Krieger zette alle werken, die onder zijn leiding aan het hof in Weißenfels en Eisenberg werden uitgevoerd, op een lijst. Daaruit blijkt dat hij rond 2500 cantates heeft gecomponeerd, waarvan er rond 2200 spoorloos verdwenen zijn. Inmiddels zijn de muzikale werken van deze componist welhaast vergeten.
Familie
Hij was gehuwd met de vanuit Halle afkomstige Rosine Helene Nicolai (1666–1716), die tot de familie van Georg Friedrich Händel behoorde. Het echtpaar had samen vier kinderen, van wie zijn zoon Johann Gotthilf Krieger (1687-1743) hem als organist aan het hof in Weißenfels opvolgde. De dochter Johanna Rosina Krieger was later gehuwd met Gottfried Grünewald (1673–1739), die wederom hofkapelmeester in Darmstadt werd.
Trivia
In Weißenfels is een straat naar hem vernoemd, de Johann-Philipp-Krieger-Straße.[5]
Composities (uittreksel)
Missen en andere kerkmuziek
1685: - Magnificat, voor sopraan, alt, tenor, bas, gemengd koor en orkest
1686: - Die Gerechten werden weggerafft vor dem Unglück, treurmuziek voor sopraan, alt, tenor, bas, gemengd koor, viool, 2 viola da gamba, fagot en basso continuo - tekst: Jesaja, 57,1-2
1688: - Ich will in aller Noth
1689: - Ich harre des Herrn - Psalm 40, geestelijk concert voor alt (of bas), 2 violen en basso continuo
1690: - Quam admirabilis, quam venerabilis
1690: - Singet dem Herrn alle Welt
1692: - Lobe den Herren, meine Seele - Psalm 146, geestelijk concert voor sopraan (of tenor), 2 violen en basso continuo
1693: - Ecce nunc benedicite Domino, voor zangstem en orgel
1693: - Es stehe Gott auf (Psalm 68), geestelijk concert voor sopraan (of tenor) 2 violen en basso continuo
1693: - Freuet euch des Herrn - Psalm 33, geestelijk concert voor tenor (of sopraan), viool en basso continuo
1693: - Gott, man lobet dich in der Stille - Psalm 65 (uit "Musicalischer Seelen-Frieden"), geestelijk concert voor sopraan (of tenor) 2 violen en basso continuo
1693: - Ich will den Herrn loben allezeit - Psalm 34, geestelijk concert voor alt (of bas), 2 violen en basso continuo
1693: - Musicalischer Seelen-Frieden - Ach Herr, wie ist meiner Feinde so viel, voor zangstem, 2 violen en basso continuo
1693: - Rühmet den Herrn
1694: - Der Herr ist mein Licht
1695: - Benedicam Dominum in omni tempore
1695: - Meine Seele harret nur auf Gott
1696: - Herr, warum trittest du so ferne
1697: - Herr auff dich trau ich - Psalm 31 (uit "Musicalischer Seelen-Frieden"), voor zangstem, 2 violen en basso continuo[4]
1699: - Fortunae ne crede est
- Begräbniss-Andacht bey der Leiche eines lieben Kindes "Wer will mich nun von Jesu", voor gemengd koor en orgel[6]
- Missa in G majeur, voor sopraan, alt, tenor bas en orkest
- Weynacht-Andacht "Ihr Hirten verlasset", voor sopraan, 2 hobo's, fagot en basso continuo[6]
Muziektheater
(alle werken voor het muziektheater zijn spoorloos verdwenen)
1692: - Mars und Irene - tekst: Philipp Christian Heustreu - première: 2 november 1692, Weißenfels
1693: - Ganymedes und Juventas - tekst: Philipp Christian Heustreu
1694: - Das frohe Gemüte durch himmlische Güte - tekst: Philipp Christian Heustreu
1695: - Chronus, Apollo, Fortuna, Constantia - tekst: Philipp Christian Heustreu
1695: - Die glückliche Vereinigung des Verhängnüßes, der Tugend und der Zeit - tekst: August Bohse
1696: - Unterthänigstes Freuden-Opfer - tekst: August Bohse
1707: - Tafelmusik bei der Rückkehr Joh. Georgens und Frederica Elisabeth aus dem Emser-Bade - tekst: Johann August Meister
Vocale muziek
Cantates
1670/1688: - Surgite cum gaudio, cantate voor sopraan en instrumenten
1687: - Singet dem Herrn, cantate voor sopraan, alt, tenor, bas, gemengd koor, 2 violen, 3 altviolen, fagot en basso continuo
1688: - Ein feste Burg ist unser Gott, koraal cantate voor gemengd koor en orkest
1688: - Heut singt die werte Christenheit, paascantate voor sopraan, bas, tweestemmig koor, trompet, 2 violen en basso continuo
1688: - O Jesu, du mein Leben, Epifanie cantate voor alt, viool, viola da gamba en basso continuo
1689: - Wo willst du hin, weil's Abend ist, cantate voor 2 sopranen (of 2 tenoren) en klavecimbel - tekst: Angelus Silesius
1690: - Der Herr ist mein Hirt - Psalm 23, cantate voor sopraan, viool en basso continuo
1696: - Träufelt, ihr Himmel, von oben, kerst cantate voor sopraan (of tenor), 2 hobo's (of 2 blokfluiten, of 2 dwarsfluiten, of 2 violen), altviool, cello en basso continuo
1697: - Uns ist ein Kind geboren, cantate voor sopraan, alt, bariton, gemengd koor, 2 violen, cello en basso continuo
1699: - Rufet nicht die Weisheit, cantate voor sopraan, alt, tenor, bas, strijkorkest en orgel
- Der Herr ist mein Licht, cantate voor sopraan, bas, 2 violen en basso continuo
- Heilig ist der Herr, kleine cantate voor gemengd koor, hobo, strijkorkest en orgel
- Mein Gott, dein ist doch alles, cantate voor 2 sopranen, bas, 2 violen en basso continuo
- Singet dem Herrn, alle Welt - Psalm 96 (uit "Musicalischer Seelen-Frieden"), cantate voor bas (of alt), 2 trompetten en basso continuo
- Singet fröhlich Gotte - Psalm 81 (uit "Musicalischer Seelen-Frieden"), cantate voor alt (of bas), 2 trompetten, viool en basso continuo
Liederen
1690: - Aria's en duetten uit "Der wiederkehrende Phöbus", voor sopraan, tenor en klavecimbel[6]
1690: - Lebe, lebe du Durchlauchtges Haupt! - aria vanuit "Der wiederkehrende Phöbus", voor sopraan en klavecimbel[6]
1692: - Drie selecties uit "Der grossmüthige Scipio", voor zangstem en klavecimbel[6]
1692: - So spinnen die Parcen - uit "Ehe-Liebe", voor 3 sopranen en klavecimbel[6]
- Quam admirabilis, voor tenor, 2 violen en basso continuo[6]
- Vierundzwanzig Lieder und Arien, voor een zangstem en basso continuo[8]
- Wurst wider wurst, suite naar liederen voor sopraan, alt, tenor, bas, klavecimbel (of piano), trompet en contrabas
Wurst wider Wurst
Die Frauen wider die Männer
Theobald in Geldnöten
Die Mäner wider die Frauen
Kamermuziek
1688: - XII Sonate à due Violini
1693: - XII suonate a doi, voor viool en viola da gamba, op. 2
1704: - Suite nr. 2 uit "Lustige Feldmusic", voor strijkkwintet
1704: - Lustige Feldmusic, voor vier blaas- of andere instrumenten
Bibliografie
Sebastian Haupt: Das Schaffen Johann Philipp Kriegers am Beispiel des Kirchenstückes "Rufet nicht die Weisheit?", GRIN Verlag, 2010. 28 p., ISBN 978-3-640-76172-2
Alexander Weinmann: Johann Philipp Krieger und das Burgenland, Tutzing: Schneider Verlag, 1979, 13 p.
Johann Mattheson: Grundlage einer Ehren-pforte, woran der tüchtigsten Capellmeister, Componisten, Musikgelehrten, Tonkünstler u. Leben, Wercke, Verdienste erscheinen sollen, Hamburg, 1740; Reprint: Berlin: Kommissionsverlag von Leo Liepmannssohn, 1910.
Robert Eitner: Biographisch - Bibliographisches Quellen-Lexikon der Musiker und Musikgelehrten der christlichen Zeitrechnung bis zur Mitte des neunzehnten Jahrhunderts, Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1901.
↑ abPhilipp Spitta: Johann Philipp Krieger in: Allgemeine Deutsche Biographie (ADB). Band 17, Duncker & Humblot, Leipzig 1883, pp. 458 f.
↑ abcdFranz Krautwurst: Johann Philipp Krieger in: Neue Deutsche Biographie (NDB). Band 13, Duncker & Humblot, Berlin 1982, ISBN 3-428-00194-X, pp. 41 f.
↑Felix Joseph von Lipowsky: Johann Philipp Krieger in: Baierisches Musik-Lexikon, München, 1811.
↑ abcRobert Eitner: Biographisch - Bibliographisches Quellen-Lexikon der Musiker und Musikgelehrten der christlichen Zeitrechnung bis zur Mitte des neunzehnten Jahrhunderts, Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1901.
↑ abcdefghRobert Eitner: Johann Philipp Krieger: eine Sammlung von Kantaten, einer Weihnachts-Andacht, einer Bergräbnis-Andacht, Arien und Duette aus seinen Singspielen, zwei Sonaten für Violine, Viola da Gamba und Bassus continuus und zwei Partien aus der Lustigen Feldmusik zu 4 Instrumenten, Leipzig: Breitkopf & Härtel, 1897-1898. Monatshefte für Musikgeschichte. Beilage.
↑Première van de opera Der Großmüthige Scipio op de 41e geboortedag (2 november 1690) van de hertog van Saksen, Jülich, Cleve en Berg Johan Adolf I van Saksen-Weißenfels
↑Hans Joachim Moser: Vierundzwanzig Lieder und Arien für eine Singstimme und Basso continuo, Kassel: Nagels Verlag; New York: Ass. Music Publishers, 1930. Nagels Musik-Archiv, 174-175