In 1936 stonden er negen onderdelen voor mannen in de discipline vlakwater op het programma. De onderdelen over 10.000 m bleven tot 1956 op het programma staan. De vier onderdelen over 1000 m (C1, C2, K1 en K2) stonden sindsdien onafgebroken op het olympisch programma. In 1960 stond eenmalig een K1 race over 4x500 m op het programma. In 1964 werd de K4 over 1000 m aan het programma toegevoegd. In 1976 volgden de vier onderdelen over 500 m die tot en met 2008 op het programma stonden. In 2012 werden ze vervangen door drie onderdelen over 200 m (C1, C2 en K1).
Het eerste vrouwenonderdeel, de K1 500 m, stond in 1948 op het programma, gevolgd door de K2 500 m in 1960 en de K4 500 m werd in 1984 aan het programma toegevoegd. In 2012 werd het vrouwenprogramma met een vierde onderdeel uitgebreid, de K1 200 m.
In 2020 werden de mannenonderdelen C1 200 m, de K2 200 m en de K4 1000 vervangen door K4 500 m mannen, C1 200 m vrouwen en C2 500 m vrouwen.
Wildwater slalom
De discipline wildwater slalom werd voor het eerst beoefend op de Zomerspelen van 1972 met drie onderdelen voor de mannen (C1, C2, K1) en een voor de vrouwen (K1). Vanaf 1992 staat deze discipline, met steeds dezelfde vier onderdelen, vast op het programma. In 2020 wordt de C2 voor mannen vervangen door de C1 voor vrouwen.
Onderdelen
De C is de aanduiding voor de open kano bij het vlakwatervaren en de gesloten kano bij wildwater slalom (deze wordt gevaren met een enkelbladige peddel)
K staat voor Kajak (wordt gevaren met een dubbelbladige peddel)
de cijfers (1, 2, 4) geven het aantal personen aan dat geacht wordt het vaartuig voort te bewegen.
De Duitse Birgit Fischer is de ‘succesvolste medaillewinnaar’ in het kanovaren, ze won de meeste gouden medailles (8) en de meeste medailles in totaal (12). De Zweed Gert Fredriksson is de succesvolste man in het kanovaren met zes gouden- en acht meedailles in totaal.