Kweek (Elytrigia repens, synoniemen: Elymus repens en Agropyron repens) is een plant die op veel plaatsen voorkomt, vooral op voedselrijke grond en zelfs op zilte grond. Kweek komt voor in Europa, Noord-Afrika, in Azië van Siberië tot in China en in Noord-Amerika.
In Nederland worden soms de ondersoortenElytrigia repens subsp. repens en Elytrigia repens subsp. arenosa onderscheiden. Deze laatste komt aan de kust voor en is vaak wittig aangelopen.
De plant wordt 30-120 cm hoog en heeft rechtopstaande stengels.
De plant verspreidt zich vegetatief met ondergrondse, vertakkende uitlopers (rizomen) en generatief door middel van zaden. Bij het in stukken breken van een uitloper ontstaat op elke knoop weer een nieuwe plant.
Het groene, vlakke blad heeft een 0,3 mm breed tongetje (ligula) op de overgang van bladschijf naar bladschede.
De bladschede is kaal tot dicht behaard en de bladschijf heeft gladde of bijna geen ruwe randen en is op de bovenzijde verspreid behaard. De dunne ribben zijn op de bovenzijde van het blad afgerond. Kweek bloeit in juni en augustus. De bloeiwijze is een aar, die stijf rechtopstaand of overhangend kan zijn. De aartjes met drie tot acht bloempjes zitten in een losse of dichte schakeling op de aar. Het 9 mm lange lemma is met of zonder kafnaald. De kafnaalden zijn soms tot wel 10 mm lang. De 11 mm lange kelkkafjes hebben drie tot zeven nerven. De helmhokjes zijn ongeveer 4 mm lang en groengeel van kleur.
Kweek komt zeer algemeen voor, maar bij voorkeur op voedsel- of stikstofrijke plaatsen. De plant kan zeer goed tegen droogte.
In jonge toestand is de voederwaarde goed en de plant wordt dan ook nog door het vee gegeten. Kweek geeft aan steile slootkanten door de vele rizomen een grote stabiliteit.