Resolutie 955 Veiligheidsraad Verenigde Naties
Resolutie 955 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd op 8 november 1994 door de VN-Veiligheidsraad aangenomen. Het is de resolutie op basis waarvan het Rwanda-tribunaal gevormd is. Dertien leden van de Raad stemden voor de resolutie, Rwanda stemde tegen en China onthield zich. StandpuntenRwanda, dat op dat moment als niet-permanent lid deel uitmaakte van de Veiligheidsraad, stemde tegen. Inmiddels waren de Tutsi, die het grootste slachtoffer van de genocide waren geweest, er aan de macht gekomen. Het land vond het belangrijk dat er eindelijk een einde kwam aan de straffeloosheid waarmee al decennia lang met etnische of politieke motieven gemoord werd in Rwanda. Alleen dan kon er ook verzoening zijn. Men had ook zelf om een tribunaal gevraagd, zodat de vervolging van de daders eerlijk overkwam en niet gehaast en wraakzuchtig. Doch was men het oneens over een aantal zaken die nu op tafel lagen:[1]
China was geen voorstander van het oprichten van tribunalen onder Hoofdstuk VII van het Handvest van de Verenigde Naties, maar had het gezien de sterke vraag van Rwanda en andere Afrikaanse landen wel willen overwegen. Volledige medewerking van Rwanda was echter cruciaal, en omdat dat land nog niet akkoord was, vond men deze resolutie te vroeg komen.[1] Achtergrond Zie Rwandese Genocide voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Toen Rwanda een Belgische kolonie was, werd de Tutsi-minderheid in het land verheven tot een elitie die de grote Hutu-minderheid wreed onderdrukte. Na de onafhankelijkheid werden de Tutsi verdreven en namen de Hutu de macht over. Het conflict bleef aanslepen, en in 1990 vielen Tutsi-milities verenigd als het FPR Rwanda binnen. Met westerse steun werden zij echter verdreven. In Rwanda zelf werd de Hutu-bevolking opgehitst tegen de Tutsi. Dat leidde begin 1994 tot de Rwandese genocide. De UNAMIR-vredesmacht van de Verenigde Naties kon vanwege een te krap mandaat niet ingrijpen. InhoudDe Veiligheidsraad had rapporten gekregen waaruit bleek dat ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht en genocide hadden plaatsgevonden in Rwanda. Die misdaden moesten worden gestopt en de verantwoordelijken berecht. Dat laatste zou ook bijdragen aan de nationale verzoening en het herstel van de vrede. Een internationaal tribunaal werd hiervoor het meest beschikt geacht. Daarnaast moest ook het Rwandese rechtssysteem worden versterkt om een groot aantal verdachten te kunnen berechten. De Veiligheidsraad besloot een internationaal tribunaal op te richten om personen die genocide en andere ernstige schendingen van het humanitair recht pleegden in Rwanda en buurlanden tussen 1 januari en 31 december 1994 te vervolgen. Daartoe werd ook de statuten van het tribunaal aangenomen. Deze statuten waren als bijlage aan deze resolutie gehecht. Alle landen moesten meewerken met en bijdragen aan het tribunaal. Secretaris-generaal Boutros Boutros-Ghali werd gevraagd deze resolutie snel uit te voeren en mogelijke locaties voor het tribunaal te zoeken. Het aantal rechters en rechtszalen kon later worden uitgebreid indien nodig. Verwante resoluties
Bronnen, noten en/of referenties
|