De rococo is een Europese stijlperiode in de beeldende en toegepaste kunsten, die haar hoogtepunt beleefde tussen 1730 en 1760. De naam is afgeleid van het Franse woord rocaille, een asymmetrisch schelpmotief dat in de 18e-eeuwsebarok veel gebruikt werd in met name de toegepaste kunst. Het woord rocaille gaat terug op de Franse woorden roc (rots) en coquilles (schelpen) en geeft aan dat het vooral om een decoratieve stijl gaat.
Achtergrond
De stijl ontstond in Frankrijk en Italië als reactie op de strenge classicistische barok van rond 1700. De daarop volgende rococostijl, ingeluid door de régence, belichaamde een geraffineerd gevoel voor de kunsten in een samenleving die elegantie, gekunsteldheid en luchthartige geestigheid hoog aansloeg.[1]
Als hoogtepunten van deze stijlperiode kunnen genoemd worden: de luchtig geschilderde taferelen van Watteau, Fragonard, Boucher en Tiepolo, de uitbundige Zuid-Duitse rococokerken, enkele zeer rijk gedecoreerde paleizen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Rusland (sommige met rococotuinen) en de elegante Franse meubels, klokken, serviezen en zilverwerk uit deze periode.
Tiepolo: Plafondschildering, Ca' Rezzonico, Venetië, 1757
Beeldhouwkunst
De beeldhouwer Étienne-Maurice Falconet wordt gezien als de belangrijkste vertegenwoordiger van het Franse rococo. Falconet was tevens directeur van de beroemde porseleinfabriek van Sèvres. Favoriete onderwerpen voor sculpturen waren liefde en vrolijkheid, evenals thema's ontleend aan de natuur en de mythologie. Een voorbeeld hiervan is de Cupido van Edmé Bouchardon, die zijn liefdespijlen snijdt uit het hout van de knuppel van Hercules. Andere belangrijke beeldhouwers uit deze periode waren vader en zoon Jean-Louis en Jean-Baptiste Lemoyne, Louis-Simon Boizot en Jean-Baptiste Pigalle.
Palau del Marqués de Dos Aigües, Valencia, 1740-50
Paleis van Queluz, Lissabon, vanaf 1747
België en Nederland
In België en Nederland zijn relatief weinig rococobouwwerken te vinden. De weinige gebouwen in deze stijl die er zijn, verwijzen eerder naar de Franse dan naar de Duitse rococomode. Ook de meeste uitbundige 18e-eeuwse barokinterieurs van Belgische en Nederlandse kerken (bijvoorbeeld de Abdijkerk van Grimbergen, de Sint-Nicolaaskerk in Eupen, de Sint-Gerlachuskerk in Houthem en de Oud-Katholieke Kerk in Den Haag) komen niet in de buurt van de Zuid-Duitse rococo-kerkinterieurs. Wel vonden hier te lande de Franse régence- en Lodewijk XV-stijlen navolging bij de bouw van burgerhuizen, vooral in Brussel, Gent, Antwerpen, Luik, Maastricht, Den Haag en Amsterdam. Meestal gebeurde dit in afgezwakte vorm, waarbij rococo- of Lodewijk XV-elementen werden opgenomen in een gevelbekroning of trappartij van een gebouw dat verder weinig rococokenmerken vertoont. Bij de binnenhuisarchitectuur en de tuin- en landschapsarchitectuur was het Franse rococo wel toonaangevend.
Het Huis Willet-Holthuysen in Amsterdam is gevestigd in een grachtenhuis met rococodecoraties. Ook elders in de Gouden Bocht staan panden in Lodewijk XV-stijl. Aan de Keizersgracht stond tot eind 19e eeuw een huis met een rijk rococo-interieur, waarvan een zaalbetimmering ligt opgeslagen in het Stedelijk Museum. Een Maastrichtse zaalbetimmering (van het Huis Vilain XIIII) is ingebouwd in het Museum aan het Vrijthof. De rococobibliotheek van de Abdij Rolduc van de Akense bouwmeester Joseph Moretti is wellicht het beste voorbeeld van de stijl in Nederland.
Stadhuis van Lier, 1742
Huis de Lalaing, Oudenaarde, 18e eeuw
Sint-Gerlachuskerk, Houthem, ca. 1750
Bibliotheek Rolduc, Kerkrade, 1753
Huis De Katholieke Kring, Zottegem, rond 1745
Duitsland en Oostenrijk
Duitsland
De kerk van Vierzehnheiligen (Beieren) van Balthasar Neumann combineert gecompliceerde ruimtewerking en rijke ornamentiek. Het kerkinterieur bestaat uit in elkaar gevlochten ovalen; het interieur tintelt van plantenmotieven, vruchten, schelpen, asymmetrische krullen en guirlandes. De abdijkerken van Ottobeuren (Beieren) en Zwiefalten (Baden-Württemberg) zijn beide uitbundig gestuct door leden van de familie Feuchtmayer. De Bedevaartskerk van Wies in Zuid-Duitsland van Dominikus Zimmerman gaat nog een stapje verder in de rococo-euforie. De gebroeders Asam ontwierpen onder andere de Asamkerk in München en diverse andere kerken en kloosters in Beieren en Oostenrijk. In München staat ook het grote Slot Nymphenburg dat eveneens rococo-elementen bevat.
In de toegepaste kunsten valt de rococotijd min of meer samen met de Lodewijk XV-stijl. Kenmerkend voor de stijl is de nadruk op elegantie, luchtigheid en het lieflijke karakter der dingen. Monumentaliteit wordt vervangen door lossere vormen, vrolijkheid en frivoliteit; de onderwerpen worden minder ernstig. Dit valt samen met het minder streng worden van de sociale en morele codes in de samenleving. Wat betreft de decoratievormen zet, naast de eerdergenoemde asymmetrie, de 'bewegende lijn' van de barok zich voort, maar deze wordt thans nog zwieriger. In de interieurkunst en de mode overheersen zachte tinten, zoals zachtgeel, roze, mintgroen en andere pastelkleuren. Het interieur wordt nog rijkelijker voorzien van verfijnd stucwerk, waarbij naast pasteltinten ook veel gebruik wordt gemaakt van wit en goud. Architectuur, stucwerk, schilderingen en meubilering vormen één geheel.
Geïntegreerd snij-, stuc- en schilderwerk, ca.1750
Model voor rococo-altaar, ca.1760
Sèvres vaas, 1755
Barometer, Versailles, 1774
Predikantslezenaar in rococostijl uit 1766
Neo rococo
Eind 19e eeuw was er vernieuwde belangstelling voor deze ornamentiek in de gevelarchitectuur. In Antwerpen werden verschillende gevels van herenhuizen versierd in deze stijl, waarbij de rocaille ornamenten werden in natuursteen gebeiteld.
Muziek
In de geschiedenis van de klassieke muziek verstaat men onder rococo de stijl die zich rond 1740 ontwikkelde uit de barokmuziek, meestal aangeduid als style galante. Wordt de rococostijl in de plastische kunsten beschouwd als een uitloper van de barokkunst, in de muziek wordt de stijl eerder als een inleiding op het classicisme gezien. Rococomuziek kenmerkt zich door intieme kamermuziek met uiterst verfijnde versieringsvormen. Bekende componisten die deze stijl vertegenwoordigden, zijn Domenico Scarlatti, Carl Philipp Emanuel Bach en Jean-Philippe Rameau. Wolfgang Amadeus Mozart markeerde de overgang naar het classicisme in de muziek.
Zie Galante stijl voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
↑De Britse kunsthistoricus Michael Levey schetste in zijn boek Rococo to revolution de rococokunst in een breder tijdsbeeld:
Het dilemma van de 18e eeuw was van politieke, filosofische en artistieke aard. Men concentreerde zich vooral op het definiëren van de term "Natuur".
Het rococo was een natuurlijke reactie tegen het formalisme – maar tegelijk leek het artificieel en onnatuurlijk. Er waren duidelijk gewelddadige botsingen tussen tegengestelde krachten: op politiek vlak tussen autocratie en vrijheid; op artistiek vlak tussen rococo en neoclassicisme of tussen de "anciens" en de "modernes". Eigenlijk waren dit allemaal benamingen voor het basisconflict tussen het bewuste en het onbewuste. De rationele structuren, optimisme en geloof staan op het punt in flarden te worden geschoten. Goya vormt daarbij de brug tussen rococo en revolutie. Hoewel hij zijn geloof in de rede behield, licht hij al een tipje van de sluier op met zijn schets "De slaap van de rede brengt monsters voort".'