Dit tracé is nog steeds in gebruik, nu door tramlijn 1, nadat lijn 8 dit traject bijna 100 jaar had bereden. De eerste tram in Amsterdam reed op 3 juni 1875. In Rotterdam ging de eerste tram in 1879 rijden.
Elektrische trams
Vanaf 1890 reed een accutram tussen Den Haag en Scheveningen over de route van de huidige tramlijn 9. Zij reden alleen in de zomer, maakten een 'hels' kabaal, haalden een "duivelse" snelheid van maximaal 20 km. per uur, en vielen vaak uit.[2]
De eerste elektrische tram met voeding buiten het voertuig in Nederland reed in 1882 in Zandvoort.[3] De primitieve stroomvoorziening was via de rails net als bij een modelbaan. Dit lijntje, de tweede in de wereld, vrijwel identiek qua constructie aan de eerder door Siemens aangelegde experimentele tram in Berlijn-Lichterfelde, werd geen succes en werd al na korte tijd verbouwd tot paardentram.
In 1894 had Vaals de Nederlandse primeur van een elektrische tram met bovenleiding, door de elektrificatie van de paardentramlijn Aken – Vaals.
De eerste elektrische stadstram reed op 14 augustus 1900 in Amsterdam, tussen Leidscheplein en Haarlemmerplein. Op 6 augustus 1904 begon de Haagse "beugeltram" (er was al een accutram sinds 1890). Ook andere steden kregen elektrische (stads)trams: Rotterdam op 18 september 1905, Utrecht in 1906, Groningen en Vlissingen in 1910, Leiden, Arnhem en Nijmegen in 1911 en Haarlem (NZH) en Enschede in 1913.
De eerste stoomtram reed op proef in 1878 te Scheveningen. De eerste stoomtramlijn opende in 1879 tussen Den Haag Staatsspoor en Scheveningen. Zodoende had Den Haag de eerste paardentram, interlokale tram, stoomtram én elektrische tram (op accu's) van Nederland.[4]
Zie RijnGouwelijn voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Als eerste onderdeel van de RijnGouweLijn werden er vanaf voorjaar 2003 ZweedseA32-trams ingezet op het baanvak Gouda – Alphen aan den Rijn. Deze proef van HTM en NS Reizigers moest uitwijzen of het mogelijk is trams ("lightrail"-voertuigen) in te zetten tussen conventionele reizigerstreinen ("heavy rail"). De proef was het begin van de Rijn-Gouwelijn (RGL), een lightrailproject waar trams op NS-spoor zouden rijden tot station Leiden Lammenschans en vandaar de straat op gaan door de binnenstad van Leiden en dan verder als sneltram door naar Katwijk aan Zee, met een aftakking naar Noordwijk aan Zee. Het plan was gebaseerd op het tram-treinsysteem van Karlsruhe. Uiteindelijk is afgezien van aanleg van tramsporen in Leiden. Op 15 mei 2012 besloot Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland de RijnGouwelijn definitief niet aan te leggen.
In de stad Groningen bestonden vergevorderde plannen voor het aanleggen van een stadstramnet. De naam voor dit project was Kolibri en sinds 2008 RegioTram. Het project RegioTram eindigde per 26 september 2012, doordat de gemeente Groningen toen de steun voor de RegioTram in heeft getrokken.
Kamperlijntje
Zie Kamperlijntje voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Ook voor het Kamperlijntje, een spoorlijn van Zwolle naar Kampen, bestonden plannen om hier met elektrische trams te gaan rijden. Ingenieursbureau Arcadis ontwierp hiervoor een plan. Op 28 januari 2009 maakten de provincie Overijssel, de gemeenten Zwolle en Kampen en ProRail bekend dat in 2012 een elektrische regiotram zou rijden op het Kamperlijntje. Er zou elk kwartier een tram gaan rijden tussen Zwolle en Kampen die zou stoppen bij de nieuw te openen haltes Veerallee, Voorsterpoort, Stadshagen, Werkeren en Kampen Oost.
Na mislukking van de aanbesteding werden de plannen in 2014 gewijzigd en kwam het besluit de bestaande spoorlijn te elektrificeren en met treinen te blijven berijden. In 2015 startten de werkzaamheden en in 2017 ging de elektrische treindienst op het Kamperlijntje van start.
De Sneltram Hasselt – Maastricht was een door De Lijn voorgestelde sneltramverbinding van Hasselt naar Maastricht. Na veel strubbelingen werd in mei 2022 door de Vlaamse regering bekendgemaakt dat het plan voor een tram definitief niet doorgaat.
Laatste rit op 9 november 1961; vervangen door busdienst
Wetgeving
Verkeersregels
Volgens de Nederlandse wet kunnen tramwegen onderverdeeld worden in stadstramwegen (alleen bestemd voor personenvervoer binnen één gemeente) en interlokale tramwegen.
Voor de stadstram geldt het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV). De stadstram kent geen maximumsnelheid, tenzij aangegeven middels een verkeersbord, omdat er in het RVV alleen een maximumsnelheid voor motorvoertuigen, brom- en snorfietsen, gehandicaptenvoertuigen en landbouwverkeer is vastgelegd en de tram geen motorvoertuig is in de zin van het RVV. Wel geldt de norm van artikel 19 RVV 1990; deze spreekt immers over bestuurders van voertuigen. Ook artikel 185 Wegenverkeerswet geldt voor de trambestuurder sinds de Hoge Raad dat op 14 juli 2000 heeft uitgemaakt (HTM/Geertsema, NJ 2001, 417), wat meebrengt dat de trambestuurder bij een ongeval met een fietser of een voetganger alleen dan vrijuit gaat, als sprake is van overtuigend aantoonbare onschuld.
Met betrekking tot voorrang is de tram een bijzonder voertuig; op gelijkwaardige kruisingen behoren alle bestuurders voorrang te verlenen aan een tram. Dit is ook zo bij een afslaande tram. Voorrangsborden en verkeerslichten zijn wel van toepassing op trams.
Interlokale tramwegen vallen onder de Locaalspoor- en tramwegwet en het Tramwegreglement 1920. Voor deze trams zijn bedrijfsvoorschriften wettelijk verplicht en deze worden door de minister vastgesteld. Zo wordt ook de maximumsnelheid in deze voorschriften vastgelegd (artikel 56 Tramwegreglement 1920). Toezicht op de interlokale tramwegen vindt plaats door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Voorbeelden hiervan in Nederland zijn de Utrechtse sneltram en de voormalige metro/sneltramlijn 51 in Amsterdam en Amstelveen.
Technische eisen
Aan stadstrams worden in Nederland nauwelijks technische eisen gesteld. In Duitsland moeten trams voldoen aan de BOStrab-eisen (Straßenbahn-Bau- und Betriebsordnung). Bij gebrek aan Nederlandse regelgeving, voldoen Nederlandse trams aan deze BOStrab-normen.[5] In de BOStrab worden bijvoorbeeld zandstrooiers, een alarmbel en richtingaanwijzers verplicht gesteld. Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft wel al in de jaren tachtig een voorlopige regelgeving opgesteld, maar deze kreeg, tot de Wet Personenvervoer, geen wettelijke status.