Brusselse premetro
De Brusselse premetro bestaat uit tunnels en -stations die geschikt zijn om eventueel in de toekomst ook metrotreinen te ontvangen. In de eerste fase maken trams, die ook op straat rijden, gebruik van deze infrastructuur. Trams bereiken en verlaten de tunnels door middel van in- en uitritten. Van alle huidige lijnen van de Brusselse metro is het centrale deel eerst aangelegd als premetrolijn. Naast de Brusselse premetro heeft België nog twee tramnetwerken met tramtunnels, namelijk de Antwerpse premetro en de Métro Léger de Charleroi, maar enkel in Brussel is er een overgang geweest naar een volledige, "zware" metro. GeschiedenisEerste plannenNa de Tweede Wereldoorlog gingen er stemmen op de tramlijnen ondergronds te brengen en de straten van de stad te reserveren voor het aldoor groeiende autoverkeer. De snelheid van de trams ging door verkeersopstoppingen steeds verder omlaag, waardoor het Brusselse vervoerbedrijf besloot waar mogelijk vrije trambanen aan te leggen en de lijnen in het centrum door tunnels te laten lopen. In 1957 werd de eerste tunnel geopend nabij het overbelaste Grondwetplein, tussen het Zuidstation en het huidige station Lemonnier. De tunnel werd tegelijk aangelegd met diverse andere werken die in verband met de wereldtentoonstelling van 1958 uitgevoerd werden. Deze Grondwettunnel is nu onderdeel van de noord-zuidas. In 1963 zette de Belgische regering werkgroepen op om de verkeersproblemen van de vijf grootste steden van België (Brussel, Antwerpen, Luik, Gent en Charleroi) aan te pakken. Er werd geld vrijgemaakt voor projecten, waarbij 50% van het budget bestemd was voor Brussel, 25% voor de Vlaamse en 25% voor de Waalse steden. Genoeg geld om op korte termijn volwaardige metrolijnen aan te leggen was er echter niet. Bovendien had de MIVB een aantal jaar daarvoor nieuw trammaterieel aangeschaft om de toevloed van reizigers naar Expo 58 het hoofd te bieden. Men besloot daarom trams te laten rijden door de tunnels, die evenwel op zodanige schaal werden gebouwd, dat het mogelijk was ze later als echte metrolijnen te exploiteren. Dit netwerk van tramtunnels werd de eerste jaren aangeduid met semimetro,[1][2] voordat men overstapte op de meer nauwkeurige term premetro. Ontwikkeling van de lijnenOp 3 mei 1966 werd gestart met de ondergrondse bouwwerkzaamheden.[3] De eerste tunnel werd geopend op 20 december 1969 tussen het De Brouckèreplein in het centrum van de stad en station Schuman in de Europese wijk. Deze lijn werd als eerste omgebouwd tot volwaardige metrolijn en maakte sinds 20 september 1976 deel uit van lijn 1A/B; de tegenwoordige lijnen 1 en 5. In december 1970 was de tweede premetrotunnel, onder de kleine ring, tussen Madou en de Naamsepoort, gereed voor ingebruikname. Deze lijn werd op 18 augustus 1974 in het noorden verlengd tot het Rogierplein, in het zuiden werd op 19 augustus 1985 het Louizaplein bereikt. Ook de kleine ring kreeg uiteindelijk de metrostatus en heropende na ombouwwerkzaamheden op 2 oktober 1988 als metrolijn 2. In het oosten van de stad werd op 2 mei 1972 een kort stuk tunnel met één station, Diamant, in gebruik genomen, als onderdeel van de "Grote ring". Op 30 januari 1975 werd deze tunnel naar het zuiden verlengd tot station Boileau, waarbij op station Montgomery een overstapmogelijkheid op metrolijn 1B ontstond. De MIVB nam op 4 oktober 1976 de "Noord-zuidas" als laatste premetrolijn in gebruik, tussen het Noordstation en station Lemonnier. Op 3 december 1993 werd de tunnel via het Zuidstation verlengd naar station Albert. Premetrostations
OmbouwVeel van de stations werden uitgerust met perrons van verschillende hoogte: de lage perrons (aan de buitenkant, d.i. rechts volgens de rijrichting) waren geschikt voor trams, terwijl tussen de sporen hoge perrons werden voorzien maar niet gebruikt; deze waren aangepast aan de metrostellen. Ook de tramperrons zijn overigens eigenlijk hoge perrons, waarvan een gedeelte verlaagd is dat later eventueel "opgevuld" zou kunnen worden.[4] In 2004 en 2005 werden evenwel in de stations op de as Noordstation - Zuidstation de hoge "metroperrons" afgebroken en vervangen door lage perrons, om te kunnen voldoen aan het stijgende aantal gebruikers van de premetro. Passagiers kunnen sindsdien aan weerszijden van de trams in- of uitstappen (de "Spaanse methode"). Nochtans wordt enkele jaren later in december 2010 10 miljoen euro uitgetrokken voor een studie naar een ondergronds tracé tussen het Noordstation in Schaarbeek en Bordet in Evere. Behalve de ligging van de tunnel en de locatie van de stations, zal de studie ook moeten uitwijzen wanneer de premetro tussen Albert en het Noordstation, waar het nieuwe tracé zal op aansluiten, moet worden omgebouwd tot volwaardige metro.[5] Huidige lijnenDe premetrolijnen in Brussel zijn tramlijnen die op een deel van hun traject gebruikmaken van tunnels. Verschillende tramlijnen rijden daarbij door dezelfde tunnels, en hebben elk hun eigen lijnnummer. Er zijn twee grote premetro-assen in gebruik. Deze zijn geschikt om in de toekomst om te bouwen tot zware metro:
Naast de tramlijnen die geheel door een van de beide grote premetro-assen rijden, zijn er ook enkele tramlijnen die slechts kort door een stuk premetrotunnel rijden voor maximaal 2 haltes. Deze zijn veelal niet geschikt om in de toekomst om te bouwen tot zware metro:
Toekomstplannen
TriviaRegelmatig rijden dronken en/of verstrooide automobilisten via de premetrotoegangshellingen de tramtunnels in. In Brussel zijn er namelijk ook veel autotunnels. De ongevallen veroorzaken veel schade aan de rail-installaties en legt het tramverkeer stil. Meestal wordt de auto op een spoorlorry getakeld en weggereden naar een stelplaats. Een dergelijk incident vond plaats op 1 april 2023.[6] Externe linkZie ookBronnen, noten en/of referenties
Zie de categorie STIB-MIVB van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.
Information related to Brusselse premetro |