Share to: share facebook share twitter share wa share telegram print page

Topische vragen

Topische vragen, ook wel W-vragen of de vijf W's genoemd, zijn vragen omtrent het onderwerp van een tekst, zoals wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe? Ze kunnen worden gebruikt in de tekstanalyse en het tekstontwerp om de opbouw van een tekst te karakteriseren. Soms worden ze ook wel de zeven W's genoemd, met toevoeging van "waarmee" en "welke".

Historie

Het begrip "topische vragen" is afgeleid van het woord "topos". In de oud-Griekse retorica was dit een aanduiding van een standaardmethode om een argument op te bouwen of te behandelen. De Griekse stoïcijnse filosoof Hermagoras van Temnos (2e eeuw voor Christus) kwam in dit kader met een formule die vertaald in het Latijn als volgt luidde:[1]

Quis, quid, quando, ubi, cur, quem ad modum, quibus adminiculis (Wie, wat, wanneer, waar, waarom, op welke wijze, met welke middelen).
quis=persona; quid=factum; cur=causa; ubi=locus; quando=tempus; quemadmodum = modus; quib/adminiculis=facultas

In Nederland is in de jaren zeventig binnen het vak taalbeheersing het begrip "topische vragen" ingevoerd als een kenmerkende eigenschap van de schrijfprocedure door Willem Drop in het boek Taalbeheersing: handboek voor taalhantering uit 1974. Hij presenteerde de ondertussen klassieke inzichten zoals de algehele afstemming op doel en publiek, en de topische vragen als instrumenten.[2]

Tegenwoordig zijn topische vragen een vrij gangbaar begrip in verschillende schrijfmethoden en schrijfprocedures. Buiten de taalwetenschap zijn deze vragen bekender onder de term W-vragen. Internationaal wordt dit ook wel aangeduid met de 5 W's.[3]

Gebruik van topische vragen

Bij het analyseren van teksten kunnen topische vragen gebruikt worden om de volledigheid van een tekst te beoordelen. Om dit te beoordelen zal de lezer dienen na te gaan, wat er zoal over het onderwerp te zeggen valt los van wat er reeds vermeld is. Het verkennen van dit onderwerp kan de lezer met behulp van topische vragen uitvoeren.[4]

Bij het ontwerpen van teksten kunnen topische vragen op meerdere wijzen behulpzaam zijn.[5]

  • Verkennen van terrein en thema bij de werkbasis : de schrijver kan in een oriëntatiefase topische vragen gebruiken om zijn eigen kennis hierover te activeren, en te documenteren.[6] Juist het gebruik van deze vragen kan een nieuw licht werpen op het onderwerp.[7]
  • uitbouwen van een minisamenvatting tot steeds representatievere versies: Het tekstontwerp kan beginnen met een minisamenvatting, waarin op enkele topische vragen een kort antwoord is gegeven. Deze eerste versie kan worden door deelvragen in te voeren en deze te beantwoorden. Zodoende kan men tot een steeds representatievere versie van de tekst komen.

Zie ook

Index: pl ar de en es fr it arz nl ja pt ceb sv uk vi war zh ru af ast az bg zh-min-nan bn be ca cs cy da et el eo eu fa gl ko hi hr id he ka la lv lt hu mk ms min no nn ce uz kk ro simple sk sl sr sh fi ta tt th tg azb tr ur zh-yue hy my ace als am an hyw ban bjn map-bms ba be-tarask bcl bpy bar bs br cv nv eml hif fo fy ga gd gu hak ha hsb io ig ilo ia ie os is jv kn ht ku ckb ky mrj lb lij li lmo mai mg ml zh-classical mr xmf mzn cdo mn nap new ne frr oc mhr or as pa pnb ps pms nds crh qu sa sah sco sq scn si sd szl su sw tl shn te bug vec vo wa wuu yi yo diq bat-smg zu lad kbd ang smn ab roa-rup frp arc gn av ay bh bi bo bxr cbk-zam co za dag ary se pdc dv dsb myv ext fur gv gag inh ki glk gan guw xal haw rw kbp pam csb kw km kv koi kg gom ks gcr lo lbe ltg lez nia ln jbo lg mt mi tw mwl mdf mnw nqo fj nah na nds-nl nrm nov om pi pag pap pfl pcd krc kaa ksh rm rue sm sat sc trv stq nso sn cu so srn kab roa-tara tet tpi to chr tum tk tyv udm ug vep fiu-vro vls wo xh zea ty ak bm ch ny ee ff got iu ik kl mad cr pih ami pwn pnt dz rmy rn sg st tn ss ti din chy ts kcg ve 
Prefix: a b c d e f g h i j k l m n o p q r s t u v w x y z 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 
Kembali kehalaman sebelumnya