Voor het eerst werd op de Nordschleife een Grand Prix in het kader van het wereldkampioenschap georganiseerd. Ondanks de regen waren er 80.000 toeschouwers, die getuige waren van het debuut van Jack Findlay. Ze zagen John Surtees twee klassen winnen en ook twee wereldtitels binnenhalen.
500cc-klasse
John Surtees won de 500cc-race met driekwart minuut voorsprong op teamgenoot John Hartle. Surtees stond nu op het maximale aantal van 32 punten. Hartle kon weliswaar nog op 40 punten komen, maar moest dan nog drie resultaten wegstrepen waardoor hij op 30 punten zou eindigen. Jack Findlay debuteerde in deze Grand Prix met een twaalfde plaats in de 500cc-race, maar hij deed dat met een 350cc-Norton M40 omdat hij geen 500cc-Norton kon betalen.
De 350cc-race startte zonder regerend wereldkampioen Keith Campbell, die een week eerder in Frankrijk verongelukt was. John Surtees won de race met een halve minuut voorsprong op teamgenoot John Hartle en had nu het maximale aantal van 32 punten. Hartle kon nog op 42 punten komen, maar na het weghalen van zijn streepresultaten zou hij dan op 30 punten eindigen.
Door de 125cc-race te winnen ontdeed Carlo Ubbiali zich van zijn belangrijkste concurrenten. Tweede man in het kampioenschap Romolo Ferri raakte bij een val zo zwaar gewond dat hij jaren niet meer kon racen en derde man Alberto Gandossi viel uit. Daar profiteerde Tarquinio Provini ook van: door zijn tweede plaats in de race klom hij ook naar de tweede plaats in het wereldkampioenschap, maar met een grote achterstand.
De zijspanrace begon met slechts twee punten verschil tussen de combinaties Walter Schneider/Hans Strauß en Florian Camathias/Hilmar Cecco, maar de spanning was minder groot dan ze leek. Als Camathias won en Schneider uitviel zouden ze door het wegstrepen van 1 resultaat precies gelijk staan. Schneider/Strauß lieten het niet zover komen. Ze wonnen met 2½ minuut voorsprong op Camathias/Cecco en stelden hun wereldtitel zeker. Alle punten werden verdeeld onder BMW-combinaties.