Een boycot van deze race was tijdens de Grand Prix van Duitsland maar net afgewend. De coureurs stoorden zich al jaren aan het vele publiek in het rennerskwartier. Volgens promotor Flammini was een pasjessysteem voor het rennerskwartier door de Italiaanse wetgeving verboden, maar dat sneed geen hout omdat Bernie Ecclestone dat voor de Formule 1 wel had weten in te voeren. Flammini wist uiteindelijk de International Road Racing Teams Association te overtuigen, maar organisatorisch klopte er nog steeds niet veel van. Omdat het “te druk" was in het rennerskwartier werd de 125cc-klasse net als vorig jaar naar de zaterdag verbannen, maar op zondag reden er wel twee nationale klassen op Monza. In een van deze races, de Yamaha Super Trophy, kwam de 23-jarige Mauro Ceccoli ten val. Hij verloor bij deze val zijn helm en overleed aan de gevolgen van het ongeluk.
In deze Grand Prix werd duidelijk wie de bovenliggende partijen in de wegrace van 1987 waren: Wayne Gardner in de 500cc-klasse, alle fabrieks-Honda's in de 250cc-klasse, Garelli in de 125cc-klasse en Derbi in de 80cc-klasse. Yamaha had het moeilijk om goede resultaten te boeken.
500cc-klasse
De training
Door de lange rechte stukken en drie chicanes hadden veel coureurs moeite om hun rempunten te vinden. Daardoor vielen onder meer Pierfrancesco Chili, Ron Haslam, Niall Mackenzie, Raymond Roche, Christian Sarron en Tadahiko Taira. Haslam hield er de meeste problemen aan over, omdat hij onder zijn Honda terechtkwam. Wayne Gardner was veruit de snelste, ruim een seconde sneller dan Eddie Lawson, die vrij somber was over de vooruitzichten in deze race en de rest van het seizoen. Randy Mamola stond nog aan de leiding van het wereldkampioenschap, maar had grote problemen door een defecte ontsteking bij de ene en een uitgelopen krukaslager bij de andere machine. Teamchef Kenny Roberts hielp hem met het testen van banden en reed daarbij de 17e trainingstijd.
Volgens Wayne Gardner lag het aan zijn Honda NSR 500 dat hij zo snel was, want zelf was hij bepaald niet fit. Hij had hoofdpijn en in de tweede ronde kreeg hij een bloedneus. Juist in die ronde passeerde hij de leidende Eddie Lawson en hij nam meteen afstand, terwijl het bloed tegen de binnenkant van zijn helmvizier waaide en het zicht steeds slechter werd. Toch bleef de vraag waarom de andere Honda's het relatief slecht deden. Ron Haslam en Shunji Yatsushiro hadden nog last van blessures, Roger Burnett reed op een 1986-NSR 500 en Pierfrancesco Chili op een driecilinder NS 500, maar Niall Mackenzie viel ronduit tegen. Veel spanning was er niet in de race. Lawson volgde zo snel hij kon en enkele seconden achter hem vochten Randy Mamola, Christian Sarron en Rob McElnea (allen op Yamaha YZR 500's) om de derde plaats. In de laatste ronde raakten McElnea en Mamola elkaar en laatstenoemde landde in het gras. Sarron werd nu derde, nipt voor McElnea, die in de uitloopronde bij de Variante Ascari stopte om Mamola een lift te geven.
In de 250cc-klasse liet men 58 deelnemers toe tot de trainingen. Dat waren er zo veel, dat er in twee groepen (even en oneven startnummers) getraind moest worden. Men lichtte de hand met de reglementen door niet te kijken naar de snelste rondetijden, maar van elke groep de 18 snelsten toe te laten tot de race.
De 250cc-race werd de spannendste van de dag. Carlos Cardús nam aanvankelijk een kleine voorsprong, maar een slecht lopende motor wierp hem terug. Er ontstond een grote kopgroep met Loris Reggiani, Toni Mang, Reinhold Roth, Jacques Cornu, Carlos Lavado, Dominique Sarron en Sito Pons. De posities wisselden regelmatig doordat er op Monza volop geslipstreamed en uitgeremd kon worden. Tegen het einde van de race brak de groep en bleven alleen Mang, Roth, Sarron en Cornu over, nadat Reggiani met ontstekingspech was uitgevallen. Het bleef spannend tot op de streep, waar de eerste vier binnen driekwart seconde finishten. Het werd een overtuigende overwinning voor Honda, met NSR 250's op de eerste vijf plaatsen. Lavado was met zijn YZR 250 de eerste Yamaha-coureur. De tweede was Patrick Igoa met een Yamaha TZ 250-productieracer.
Het door Paolo Pileri geleide MBA-fabrieksteam trad wat gehavend aan in Monza, na de Duitse GP waarin Paolo Casoli drie vingers had gebroken en waar ook Domenico Brigaglia geblesseerd was geraakt. Casoli liet verstek gaan, maar Brigaglia zette de vierde trainingstijd. De fabrieks-Garelli's waren duidelijk de snelsten, terwijl Pier Paolo Bianchi met zijn privé-MBA de derde tijd reed.
In de race (op zaterdag, tussen de trainingen van de andere klassen door) ontstond er al snel een kopgroep met drie rijders: Fausto Gresini, Bruno Casanova en August Auinger. Daarachter volgden op enkele seconden afstand Domenico Brigaglia, Pier Paolo Bianchi en Andrés Sánchez. Brigaglia kon nog niet voluit gaan door zijn blessures, maar het gevecht tussen Gresini, Casanova en Auinger duurde tot in de laatste bocht, temeer omdat Garelli geen stalorders had uitgevaardigd en Casanova gerust mocht winnen. Zover kwam het niet. In de Curva Parabolica zette Auinger zijn aanval in op Gresini, maar hij ging te wijd en Gresini kwam binnendoor. Doordat deze twee naast elkaar zaten moest Casanova even inhouden, maar zijn Garelli accelereerde beter dan de Bartol-MBA van Auinger. Het drietal ging binnen een seconde over de finish.
Gerhard Waibel nam meteen de leiding, gevolgd door Jorge Martínez en Manuel Herreros. Na enkele ronden sloot ook Stefan Dörflinger bij dit drietal aan. Zo waren er twee Derbi's en twee Krausers in de strijd, maar Dörflinger leek een wat afwachtende houding aan te nemen, terwijl Waibel meer vechtlust toonde. Dat moest hij in de zesde ronde bekopen met een valpartij in de Curva Parabolica. Hij kon zijn machine wel weer oprapen en hij werd toch nog tiende. Vier ronden voor het einde ging Martínez er alleen vandoor en hij sloeg een gat van 11 seconden met Herreros, die Dörflinger (met een scheurtje in de uitlaat) nipt voor kon blijven.
Kenny Roberts kwalificeerde zich als 17e voor de 500cc-race, maar hij trainde met de machine van Mike Baldwin alleen als test. Al in Hockenheim had hij aangegeven in Monza te gaan trainen om Randy Mamola met zijn bandenkeuze te helpen. Zijn Roberts-Lucky Strike-Yamaha-team was het enige dat Dunlop-banden gebruikte en Dunlop had daardoor niet veel feedback, zeker nu Baldwin geblesseerd was.
500cc-test 3
Na zijn indrukwekkende debuut tijdens de Spaanse Grand Prix werd Richard Scott al snel genoemd als tijdelijke vervanger voor Mike Baldwin. Dat gebeurde in Monza nog niet, maar Scott werd wel benaderd om na deze Grand Prix te gaan testen op het Automotodrom Grobnik in Rijeka. Dat kwam ook omdat Kenny Roberts, die deze test graag zelf had gedaan, voor overleg met Yamaha naar Japan moest. De dertiende plaats van Richard Scott in Monza leek wat tegen te vallen, maar hij bereikte de finish met een haperende motor (uitgelopen krukaslager).
Nieuwe Cagiva
Raymond Roche en Didier de Radiguès hadden zich tot nu toe moeten behelpen met de Cagiva uit 1986, maar in Monza kon Roche gebruikmaken van de 1987-versie van de machine, de Cagiva V 587. Voor De Radiguès was nog geen machine beschikbaar.
Bronnen, noten en/of referenties
Motor Magazine
Moto 73
voetnoten
↑Shunji Yatsushiro had nog veel last van de blessure die hij in Duitsland had opgelopen en hij stopte in de pit.
↑Kenny Roberts trainde om banden te testen en maakte geen gebruik van zijn 17e startpositie.
↑Freddie Spencer moest in het ziekenhuis van Hockenheim worden behandeld nadat een harde plastic kniebeschermer aan scherven was gegaan, waarbij een deel zich in zijn knie boorde. Hij revalideerde thuis.
↑Massimo Messere kreeg van Giacomo Agostini de kans om in te vallen voor de geblesseerde Martin Wimmer, waarschijnlijk omdat hij in 1986 500cc-kampioen van Italië was geworden. Hij reed in de trainingen slechts de 21e tijd en in de laatste training viel hij waarbij hij een schouderblad brak.
↑Ian McConnachie kon zich niet kwalificeren met de nieuwe eencilinder MBA, die hij testte voor het seizoen 1988. Vanaf dat seizoen werden tweecilinders verboden. McConnachie verving bij deze tests de geblesseerde Hans Spaan.
↑De motor die Ian McConnachie tijdens de race in de steek liet zat in zijn reservemachine. De eerste machine was bij een val in de warm-uptraining beschadigd.
↑Theo Timmer was op 16 mei vader geworden van een zoon en bleef bij zijn gezin.