Tijdens de 350cc-race kwamen Herbert Denzler, János Drapál en František Boček met elkaar in botsing. Allen werden naar het ziekenhuis gebracht, maar Boček, die een muurtje had geraakt, overleed de volgende dag (21 juli) aan zijn verwondingen.
500cc-klasse
Wat in Brno in de andere klassen was gebeurd, gebeurde ook in de 500cc-klasse: snelle machines hadden op het bochtige circuit moeite weg te komen van goed sturende, minder sterke motoren. Hier wist Bohumil Staša zelfs met een opgeboorde 350cc-ČZ-eencilinder bij de leidende Giacomo Agostini en Gyula Marsovszky te komen. Toen dat gebeurde vond Agostini het wel mooi geweest en hij reed weg van het tweetal, maar Pagani had met zijn LinTo moeite genoeg met Staša. Uiteindelijk werd Marsovszky tweede, Staša derde.
In Tsjecho-Slowakije had JawaJack Findlay aangetrokken als vervanger voor Bill Ivy. Dat was nog geen succes: bij zijn eerste trainingsrondjes ontdekte Findlay dat zijn achterband nat was geworden door een lekkende radiateur. Hij reed rustig naar de pit, maar gleed met een snelheid van 30 km/h onderuit en kwam zo ongelukkig terecht dat hij een sleutelbeen brak. Nu moest Silvio Grassetti de machine overnemen. Hij werd er derde mee en wilde nu de rest van het seizoen ook met de Jawa rijden. In Tsjecho-Slowakije kon Rodney Gould goed partij geven aan Agostini. Zijn Yamaha was sneller, maar de MV Agusta stuurde beter, waardoor ze ronden lang bij elkaar bleven. Gould moest met zijn productieracer altijd een beetje op heelhouden rijden en liet Agostini de eerste plaats pakken. Silvio Grassetti werd met de Jawa 350 cc V4 derde.
In Brno leidde Rodney Gould vier ronden lang en hij lag zelfs 3½ seconde vóór op Renzo Pasolini, maar toen begon de Yamaha steeds slechter te lopen en Pasolini ging voorbij. Kel Carruthers had al moeite genoeg de derde plaats vast te houden, want hij werd aangevallen door Heinz Rosner die 3 seconden tekortkwam.
Dieter Braun begon voortvarend aan de Grand Prix van Tsjecho-Slowakije. Na twee ronden had hij al acht seconden voorsprong op Dave Simmonds, maar toen ging het schakelen van zijn tienversnellingsbak steeds moeilijker. Simmonds passeerde hem in de zesde ronde en won met 11 seconden voorsprong. Cees van Dongen lag van start tot finish op de derde plaats. Behalve zijn wereldtitel had Dave Simmonds nog iets te vieren: meteen na de race reisde hij naar Engeland om te trouwen met Julie Boddice, de dochter van voormalig zijspancoureur Bill Boddice.
Barry Smith was bij de start in Tsjecho-Slowakije intussen de "Angstgegner" van de Nederlanders geworden. Met nog drie wedstrijden te gaan leidde Aalt Toersen (Van Veen-Kreidler) nog steeds, maar de Derbi's werden steeds sterker. Smith moest in Brno als voorlaatste starten, maar na de eerste ronde lag hij al op de vijfde plaats. Zijn teamgenoten Ángel Nieto en Santiago Herrero reden intussen aan de leiding, maar Paul Lodewijkx was met zijn Jamathi duidelijk sneller in de bochten en hij liep zienderogen in. In de derde ronde pakte hij de leiding om die niet meer af te geven. In de vierde ronde brak de centrale elektrode van Nieto's bougie af. Hij moest de pit opzoeken en zakte naar de 7e plaats. Herrero viel helemaal uit door een gebroken zuiger. Barry Smith werd zodoende tweede achter Lodewijkx en Nieto pakte - ondanks zijn stop - de derde plaats. Aalt Toersen werd slechts vierde en verloor kostbare punten op de Derbi-rijders.