De Ulster Grand Prix markeerde de terugkeer van Derek Minter, die was ingehuurd door Geoff Duke, maar die al voor aanvang van het seizoen bij een race op Brands Hatch gewond was geraakt. Duke wist drie machines te prepareren, waardoor Minter's vervanger Phil Read ook kon starten. Ook Jim Redman kwam terug van een blessure, maar hij had alleen de GP van België gemist.
500cc-klasse
Mike Hailwood won de 500cc-race. Hij reed ook de eerste ronde boven 100 mijl per uur op Dundrod (101,28 mph). Duke-Gilera-rijder John Hartle werd tweede voor zijn teamgenoot Derek Minter. Beste eencilinder-rijder werd opnieuw Alan Shepherd. Phil Read beëindigde zijn carrière bij Duke-Gilera feitelijk zelf door bij een val zijn machine af te schrijven. Er waren simpelweg niet genoeg Gilera 500 4C's meer over om hem later in het seizoen nog te laten rijden.
Met zijn vierde overwinning op rij was Jim Redman zeker van de wereldtitel in de 350cc-klasse. Mike Hailwood kon nog slechts drie overwinningen behalen en moest dan ook nog zes punten (streepresultaat) wegstrepen. Hailwood werd in deze race tweede, Luigi Taveri derde.
Jim Redman won de 250cc-race in Ulster, maar Tarquinio Provini bleef met zijn eencilinder Moto Morini een luis in de pels van Honda. Hij werd tweede met slechts zes seconden achterstand en bleef in de WK-stand dus ook dicht bij Redman. Tommy Robb werd derde. Het Yamaha-team, dat in drie GP's goed gepresteerd had met de RD 56-tweetakt, was door de fabriek weer teruggeroepen naar Japan.
Met zijn overwinning in Ulster bouwde Hugh Anderson zijn voorsprong in het WK nog verder uit, temeer omdat zijn Suzuki-teamgenoot Bert Schneider concurrent Luigi Taveri met 0,8 seconde verschil wist te verslaan. Schneider reed ook de snelste ronde.
↑ abGeoff Duke liep al snel tegen het probleem aan dat hij met museumstukken racete. Er waren geen onderdelen beschikbaar en hij moest het 350cc-project al snel staken.
↑ abcNiet gefinisht, niet deelgenomen of niet geregistreerd.